Lokkich Fryslân: Landpacht, arbeidsloon en landbouwproductiviteit in het Friese kleigebied, 1505-1830
Synopsis
In 1511 en 1820 liet de Friese overheid het eigendom, de belastbare waarde en (alleen in 1511) de gebruikers van het land vastleggen. Deze opnames geven nu een uniek beeld van de structuur van de landbouw. Deze studie gaat na wat dit beeld ons vertelt over de Friese landbouw tussen 1511 en 1820.
Aan de hand van de kosten, pachten, lonen, grondbelasting wordt een schets gegeven van de ontwikkeling van de productiviteit.
Vooral na 1580 kreeg Friesland een plaats in een landbouwkundige arbeidsdeling die zich van Amsterdam uitstrekte tot aan de Oostzee. Dit ging gepaard met een groeiende welstand van de landbouw en een forse stijging van het pachtniveau maar tegelijkertijd met een achterblijven van deze pachten bij de nog spectaculairder ontwikkelingen in Holland en Zeeland.
In het oog springend was de vervanging van de huizen van riet, wilgentenen, leem en mest door steeds grotere en waardevollere stenen huizen met grotere schuren.De steeds betere bemesting en drainage van het grasland leidde tot hogere opbrengsten en de komst van meer trekarbeiders naar Friesland die meewerkten bij de hooioogst.
Omslagfoto, omslagontwerp en vormgevingsadviezen: Edward Houting BNO
Kaarten op de omslag: GIS, Fryske Akademy
Downloads
Downloads
Details about this monograph
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.